1805
1859

Alexis de Tocqueville

Filosoof en jurist
Liberaal

Het had niet veel gescheeld of de ouders van Alexis Charles Henri Maurice Clérel de Tocqueville waren op 21-jarige leeftijd, jonggehuwd, net voor het einde van de Franse Revolutie op het schavot gruwelijk aan hun einde gekomen. Het einde van de Franse Revolutie kwam voor hen net op tijd; velen van hun adellijke familieleden was een droeviger lot beschoren. De diepe sporen die de wreedheden van het schrikbewind bij met name zijn moeder hebben achtergelaten worden wel eens als verklaring aangevoerd voor het wat zwaarmoedige temperament van Alexis de Tocqueville.

 

Terwijl zijn beide oudere broers kiezen voor een militaire loopbaan prefereert Alexis de Tocqueville al jong een wetenschappelijke carrière. Op zestienjarige leeftijd vertrekt hij naar Metz, waar hij zich verdiept in onder meer de klassieke talen, geschiedenis en wiskunde. Aansluitend richt hij zich op een studie rechten. De machtswisseling tussen Karel X (uit het koningshuis Bourbon), die in 1830 door een woedende menigte wordt afgezet en uitwijkt naar Engeland, en burgerkoning Louis Philippe (hertog van Orléans) brengt de jonge jurist in een gewetensconflict. Als rechter-plaatsvervanger heeft hij immers de eed afgelegd aan Karel X, die hij ook na de schermutselingen nog als rechtmatige koning beschouwd. Louis-Philippe eist echter een nieuwe eed, die Tocqueville aanvankelijk met zwaar gemoed aflegt. Als de wantrouwige machthebbers andermaal een eed eisen, besluit Tocqueville een verzoek tot verlof in te dienen.

 

Ontslagen van zijn plichten als rechter-plaatsvervanger vertrekt Tocqueville samen met Gustave de Beaumont op 2 april 1831 aan boord van zeilschip Le Havre naar Amerika. Formeel zullen de vrienden daar in opdracht van het Franse ministerie van Binnenlandse Zaken onderzoek doen naar het Amerikaanse strafrechtstelsel. Destijds kende de Verenigde Staten al een penitentiair systeem zonder kerkers, zoals in Frankrijk nog gebruikelijk was. Gevangenen werden in de VS geacht overdag te werken en werden alleen ’s nachts in afzondering opgesloten in inrichtingen. Op deze wijze voorzagen de gedetineerden zelf in de kosten voor hun detentie. Dit systeem werd ook wel ‘silent system’ genoemd, omdat de gevangen niet met elkaar mochten spreken. In 1833 publiceerden Beaumont en Tocqueville hun bevindingen in Du système pénitentiaire aux Etats-Unis et son application en France. Zij plaatsten kritische kanttekeningen bij de strenge discipline die tijdens het werk heerste en gehandhaafd werd met de zweep.

 

Het onderzoek naar het strafrechtstelsel moge de aanleiding van het verblijf in de VS geweest zijn, de vrienden waren veeleer geïnteresseerd in de wijze waarop de Amerikaanse democratie functioneerde. Met name de vraag in hoeverre vrijheid en gelijkheid naast elkaar zouden kunnen bestaan, stond voorde reizigers centraal. Tocqueville zou, naar aanleiding van de reis, uiteindelijk het tweedelige werk De la démocratie en Amérique publiceren (het eerste deel in 1835 en het tweede in 1840). In dit werk toonde hij – evenals overigens in andere publicaties – een zeer vooruitziende blik en waarschuwde Tocqueville voor maatschappelijke ontwikkelingen waar we tot de dag van vandaag mee te maken hebben.

 

Tocqueville toonde zich een groot bewonderaar van de democratie, met name vanwege de grote mate van gelijkheid die het creëerde voor de bevolking. De grote democratiseringsbeweging, die in de negentiende eeuw ook in Europa gaande was, zag Tocqueville als onvermijdelijk. Ondanks zijn bewondering voor het idee dat een volk zichzelf moest kunnen besturen, realiseerde de Fransman zich al vroeg dat er ook gevaren aan een democratie kleefden. Deze gevaren maakte Tocqueville inzichtelijk in zijn doorwrochte analyse van het Amerikaanse systeem.

 

De idealen van vrijheid en gelijkheid staan op gespannen voet met elkaar, aldus Tocqueville. Te veel vrijheid zou ten koste kunnen gaan van de gelijkheid, terwijl andersom te veel gelijkheid ook de vrijheid zou kunnen aantasten. Als geen ander zag Tocqueville bovendien het gevaar van de tirannie van meerderheid in een democratie, evenals de macht die uit zou kunnen gaan van conformisme en centralisatie. Het belang van checks-and-balances om deze gevaren tegen te gaan was evident evenals een appel op individuele verantwoordelijkheid. ‘Wanneer ik denk aan de vorm die deze nieuwe tirannie zal aannemen, zie ik voor mij een massa van in alle opzichten gelijke mensen die rusteloos onbeduidende en banale genoegens najagen […] die nog slechts op zichzelf en voor zichzelf leven. Boven deze geïndividualiseerde massa troont een bevoogdend machtsapparaat dat over het wel en wee waakt, dat alles voorziet en alles regelt, maar dat de mensen in een staat van onmondigheid houdt. Het garandeert de burgers een veilig en wel verzorgd bestaan, maar staat er op zelf uit te maken wat goed is voor hen. Zo zullen de mensen steeds minder gebruikmaken van hun eigen oordeelskracht.’

 

Een laatste gevaar waar Tocqueville zich reeds van bewust was bestond eruit de democratie uiteindelijk op democratische wijze zichzelf zou kunnen opheffen. Ook hier zouden checks-and-balances als machtenspreiding en bepaalde grondwettelijk verankerde rechten moeten voorkomen dat de staatsmacht zou verabsoluteren en ‘de natie’ zou verworden tot ‘een kudde angstige en vlijtige schapen […], met de overheid als zorgzame herder.’ Tocqueville waarschuwde voor paternalisme als een vorm van ‘gereglementeerde en gemoedelijke slavernij’ die tot stand kon komen ‘in de schaduw van de volkssoevereiniteit’. Friedrich Hayek roemde ruim een eeuw later in zijn standaardwerk The Road to Serfdom (1943) reeds de vooruitziende blik van onder meer Tocqueville met zijn waarschuwing voor de glijdende schaal naar slavernij in ogenschijnlijke vrijheid.

 

Nog voor de Amerikaanse reis tot een publicatie leidde bezocht Tocqueville Groot-Brittannië. Tijdens zijn verblijf werd hij geconfronteerd met het grootschalige pauperisme als gevolg van de Industriële Revolutie en realiseerde hij zich dat de armoedeproblematiek een enorme sociale uitdaging vormde voor de toekomst. Eenmaal terug hield Tocqueville in 1835 de rede Mémoir sur le pauperisme voor het Koninklijk Academisch Genootschap van Cherbourg. Tocqueville waarschuwde voor de hardnekkigheid van de armoedeproblematiek en de funeste gevolgen van ingrijpen door de overheid. De natuurlijke hang van mensen naar ledigheid wordt alleen doorbroken door de noodzaak om in leven te blijven en de wens om de levensomstandigheden te verbeteren. ‘De ervaring heeft geleerd dat de meeste mensen alleen door de eerste van beide redenen [overleven] voldoende tot werken kunnen worden aangespoord, en dat de tweede slechts op een geringe minderheid van invloed is. Een liefdadigheidsinstelling die zonder onderscheid voor iedere behoeftige openstaat, of een wet die alle armen ongeacht de oorzaak van hun armoede recht geeft op publieke steun, verzwakt of verdooft de eerste prikkel en laat nog slechts de tweede intact.’

 

Het zou voor de hand liggen, zo erkende Tocqueville, dat de staat een onderscheid maakt tussen enerzijds mensen die buiten hun eigen schuld om in de armoede zijn geraakt en anderzijds mensen die zonder directe reden bij de staat aankloppen. De Britten hebben dit ook overwogen en zelfs geprobeerd, doch iedere poging tot het aanbrengen van een dergelijke scheiding mislukte. De Franse denker vindt dit maar al te begrijpelijk, want ‘niets is zo moeilijk te onderscheiden als de nuances die het verschil uitmaken tussen onverdiende tegenspoed en problemen die het gevolg zijn van ondeugd’. Aldus schetste de jonge Franse filosoof ineen notendop het kernprobleem waar de verzorgingsstaat tot op heden mee worstelt.

Het had niet veel gescheeld of de ouders van Alexis Charles Henri Maurice Clérel de Tocqueville waren op 21-jarige leeftijd, jonggehuwd, net voor het einde van de Franse Revolutie op het schavot gruwelijk aan hun einde gekomen. Het einde van de Franse Revolutie kwam voor hen net op tijd; velen van hun adellijke familieleden was een droeviger lot beschoren. De diepe sporen die de wreedheden van het schrikbewind bij met name zijn moeder hebben achtergelaten worden wel eens als verklaring aangevoerd voor het wat zwaarmoedige temperament van Alexis de Tocqueville.

 

Terwijl zijn beide oudere broers kiezen voor een militaire loopbaan prefereert Alexis de Tocqueville al jong een wetenschappelijke carrière. Op zestienjarige leeftijd vertrekt hij naar Metz, waar hij zich verdiept in onder meer de klassieke talen, geschiedenis en wiskunde. Aansluitend richt hij zich op een studie rechten. De machtswisseling tussen Karel X (uit het koningshuis Bourbon), die in 1830 door een woedende menigte wordt afgezet en uitwijkt naar Engeland, en burgerkoning Louis Philippe (hertog van Orléans) brengt de jonge jurist in een gewetensconflict. Als rechter-plaatsvervanger heeft hij immers de eed afgelegd aan Karel X, die hij ook na de schermutselingen nog als rechtmatige koning beschouwd. Louis-Philippe eist echter een nieuwe eed, die Tocqueville aanvankelijk met zwaar gemoed aflegt. Als de wantrouwige machthebbers andermaal een eed eisen, besluit Tocqueville een verzoek tot verlof in te dienen.

 

Ontslagen van zijn plichten als rechter-plaatsvervanger vertrekt Tocqueville samen met Gustave de Beaumont op 2 april 1831 aan boord van zeilschip Le Havre naar Amerika. Formeel zullen de vrienden daar in opdracht van het Franse ministerie van Binnenlandse Zaken onderzoek doen naar het Amerikaanse strafrechtstelsel. Destijds kende de Verenigde Staten al een penitentiair systeem zonder kerkers, zoals in Frankrijk nog gebruikelijk was. Gevangenen werden in de VS geacht overdag te werken en werden alleen ’s nachts in afzondering opgesloten in inrichtingen. Op deze wijze voorzagen de gedetineerden zelf in de kosten voor hun detentie. Dit systeem werd ook wel ‘silent system’ genoemd, omdat de gevangen niet met elkaar mochten spreken. In 1833 publiceerden Beaumont en Tocqueville hun bevindingen in Du système pénitentiaire aux Etats-Unis et son application en France. Zij plaatsten kritische kanttekeningen bij de strenge discipline die tijdens het werk heerste en gehandhaafd werd met de zweep.

 

Het onderzoek naar het strafrechtstelsel moge de aanleiding van het verblijf in de VS geweest zijn, de vrienden waren veeleer geïnteresseerd in de wijze waarop de Amerikaanse democratie functioneerde. Met name de vraag in hoeverre vrijheid en gelijkheid naast elkaar zouden kunnen bestaan, stond voorde reizigers centraal. Tocqueville zou, naar aanleiding van de reis, uiteindelijk het tweedelige werk De la démocratie en Amérique publiceren (het eerste deel in 1835 en het tweede in 1840). In dit werk toonde hij – evenals overigens in andere publicaties – een zeer vooruitziende blik en waarschuwde Tocqueville voor maatschappelijke ontwikkelingen waar we tot de dag van vandaag mee te maken hebben.

 

Tocqueville toonde zich een groot bewonderaar van de democratie, met name vanwege de grote mate van gelijkheid die het creëerde voor de bevolking. De grote democratiseringsbeweging, die in de negentiende eeuw ook in Europa gaande was, zag Tocqueville als onvermijdelijk. Ondanks zijn bewondering voor het idee dat een volk zichzelf moest kunnen besturen, realiseerde de Fransman zich al vroeg dat er ook gevaren aan een democratie kleefden. Deze gevaren maakte Tocqueville inzichtelijk in zijn doorwrochte analyse van het Amerikaanse systeem.

 

De idealen van vrijheid en gelijkheid staan op gespannen voet met elkaar, aldus Tocqueville. Te veel vrijheid zou ten koste kunnen gaan van de gelijkheid, terwijl andersom te veel gelijkheid ook de vrijheid zou kunnen aantasten. Als geen ander zag Tocqueville bovendien het gevaar van de tirannie van meerderheid in een democratie, evenals de macht die uit zou kunnen gaan van conformisme en centralisatie. Het belang van checks-and-balances om deze gevaren tegen te gaan was evident evenals een appel op individuele verantwoordelijkheid. ‘Wanneer ik denk aan de vorm die deze nieuwe tirannie zal aannemen, zie ik voor mij een massa van in alle opzichten gelijke mensen die rusteloos onbeduidende en banale genoegens najagen […] die nog slechts op zichzelf en voor zichzelf leven. Boven deze geïndividualiseerde massa troont een bevoogdend machtsapparaat dat over het wel en wee waakt, dat alles voorziet en alles regelt, maar dat de mensen in een staat van onmondigheid houdt. Het garandeert de burgers een veilig en wel verzorgd bestaan, maar staat er op zelf uit te maken wat goed is voor hen. Zo zullen de mensen steeds minder gebruikmaken van hun eigen oordeelskracht.’

 

Een laatste gevaar waar Tocqueville zich reeds van bewust was bestond eruit de democratie uiteindelijk op democratische wijze zichzelf zou kunnen opheffen. Ook hier zouden checks-and-balances als machtenspreiding en bepaalde grondwettelijk verankerde rechten moeten voorkomen dat de staatsmacht zou verabsoluteren en ‘de natie’ zou verworden tot ‘een kudde angstige en vlijtige schapen […], met de overheid als zorgzame herder.’ Tocqueville waarschuwde voor paternalisme als een vorm van ‘gereglementeerde en gemoedelijke slavernij’ die tot stand kon komen ‘in de schaduw van de volkssoevereiniteit’. Friedrich Hayek roemde ruim een eeuw later in zijn standaardwerk The Road to Serfdom (1943) reeds de vooruitziende blik van onder meer Tocqueville met zijn waarschuwing voor de glijdende schaal naar slavernij in ogenschijnlijke vrijheid.

 

Nog voor de Amerikaanse reis tot een publicatie leidde bezocht Tocqueville Groot-Brittannië. Tijdens zijn verblijf werd hij geconfronteerd met het grootschalige pauperisme als gevolg van de Industriële Revolutie en realiseerde hij zich dat de armoedeproblematiek een enorme sociale uitdaging vormde voor de toekomst. Eenmaal terug hield Tocqueville in 1835 de rede Mémoir sur le pauperisme voor het Koninklijk Academisch Genootschap van Cherbourg. Tocqueville waarschuwde voor de hardnekkigheid van de armoedeproblematiek en de funeste gevolgen van ingrijpen door de overheid. De natuurlijke hang van mensen naar ledigheid wordt alleen doorbroken door de noodzaak om in leven te blijven en de wens om de levensomstandigheden te verbeteren. ‘De ervaring heeft geleerd dat de meeste mensen alleen door de eerste van beide redenen [overleven] voldoende tot werken kunnen worden aangespoord, en dat de tweede slechts op een geringe minderheid van invloed is. Een liefdadigheidsinstelling die zonder onderscheid voor iedere behoeftige openstaat, of een wet die alle armen ongeacht de oorzaak van hun armoede recht geeft op publieke steun, verzwakt of verdooft de eerste prikkel en laat nog slechts de tweede intact.’

 

Het zou voor de hand liggen, zo erkende Tocqueville, dat de staat een onderscheid maakt tussen enerzijds mensen die buiten hun eigen schuld om in de armoede zijn geraakt en anderzijds mensen die zonder directe reden bij de staat aankloppen. De Britten hebben dit ook overwogen en zelfs geprobeerd, doch iedere poging tot het aanbrengen van een dergelijke scheiding mislukte. De Franse denker vindt dit maar al te begrijpelijk, want ‘niets is zo moeilijk te onderscheiden als de nuances die het verschil uitmaken tussen onverdiende tegenspoed en problemen die het gevolg zijn van ondeugd’. Aldus schetste de jonge Franse filosoof ineen notendop het kernprobleem waar de verzorgingsstaat tot op heden mee worstelt.

Lees verder

A. de Tocqueville, Over de democratie in Amerika, (bewerkt en ingeleid door A. Kinneging) Rotterdam, 2011.

A. de Tocqueville, Memoir on Pauperism, New York, 2005.

M. Hereth, Tocqueville. Kopstukken filosofie, Rotterdam, 2011.

Meer lezen?

Ook in liberalen