Laten we even terugspoelen. In de laatste twee decennia is de politieke arena overspoeld met nieuwelingen die allemaal hun moment in de spotlights claimen. Het begon eigenlijk met de SP, die zich nestelde als een taaie underdog. Maar het echte template voor de 'flash-in-the-pan'-partij kwam van de LPF. Pim Fortuyns beweging schoot omhoog in 2002, gedreven door charisma en controverse. Tragisch genoeg eindigde het met zijn moord, wat de partij zowel lanceerde als liet imploderen. Stemmers wilden verandering, maar kregen chaos.
Die trend zet zich door, met wisselend succes. De PVV van Geert Wilders? Die overleefde de hype en werd een vaste waarde – een zeldzaamheid. Maar kijk naar de recente golf: FVD van Thierry Baudet explodeerde in 2019, met zetels en bombast, maar is nu een schim van zichzelf, geplaagd door schandalen en interne ruzies. BBB won groot in de Provinciale Staten, met Caroline van der Plas als boegbeeld. Ze hebben nog een achterban, maar het vuurwerk is al lang gedoofd; de peilingen zijn matig. NSC van Pieter Omtzigt? Razend populair bij de oprichting, met beloftes van integriteit en vernieuwing, maar inmiddels volledig verdwenen uit de Kamer. En JA21? Zij hebben in de afgelopen verkiezingen een grote opkomst gehad, maar blijft dat zo?
Wellicht is het te vroeg om te spreken van een patroon, maar één ding is onmiskenbaar: in ons huidige klimaat zijn kiezers bereid massaal over te stappen naar een nieuwe partij. Maar waarom eigenlijk? Een nieuwe partij heeft geen track record, geen gevestigde infrastructuur, geen diepe zakken of connecties. Gevestigde partijen zoals VVD, PvdA of CDA hebben dat allemaal: ervaring, netwerken, fondsen. Toch stemmen mensen op de nieuwkomers.
De media-analyses helpen ons vaak niet verder. Journalisten en andere commentatoren duiken graag in wat filosofen positieve argumenten noemen: wat maakt deze partij aantrekkelijk? Misschien Baudet's intellectuele flair of Omtzigt's integriteit. Dat verklaart wellicht één succes, misschien twee. Maar er zijn zoveel succesvolle nieuwelingen. Deze positivistische benadering heeft een blinde vlek. Het is als uitleggen waarom mensen scheiden door alleen te praten over de nieuwe liefde, zonder de oude relatie te ontleden.
Laten we het omdraaien. Wat als we kijken naar negatieve argumenten? Niet wat de nieuwe partij biedt, maar waarom kiezers vluchten van de oude. In plaats van te veronderstellen dat JA21 een bepaalde aantrekkingskracht had, kunnen we ook stellen dat ze juist profiteerden van een afstotingskracht van, in dit geval, PVV en VVD. Negatieve redenen om te stemmen zijn veel krachtiger dan positieve redenen. Je komt sneller in beweging wanneer je ontevreden bent met de huidige situatie.
De teleurstelling met de gevestigde politiek is enorm, maar krijgt te weinig aandacht bij gebruikelijke politieke commentatoren. De positivistische bril van de media en politieke analisten kijkt te veel naar de aantrekkingskracht van het nieuwe en te weinig naar de afkeer van het oude. Kiezers trekken naar nieuwe partijen in de hoop dat ze afstappen van ‘Haagse spelletjes’ en de groeiende problemen oplossen, om vervolgens nogmaals teleurgesteld te worden.
Als we de onvrede met de gevestigde politiek negeren, stevenen we af op een legitimiteitsprobleem. Ook de onofficiële campagneslogan van de VVD - ‘Dan toch maar weer de VVD’ – bevestigt dit. Er wordt vaak gesproken over ‘de zwevende kiezer,’ maar zelden over de verloren kiezer, of de wanhopige kiezer, of de teleurgestelde kiezer. Velen hoppen wanhopig van partij naar partij, terwijl het vertrouwen in de democratie erodeert. Als gevestigde partijen niet beter luisteren, hervormen, en verwachtingen managen, dan gaan we een nog volatielere periode tegemoet waarin wanhoop en cynisme de boventoon voeren.
Wetenschappelijk medewerker