Doorgeslagen gelijkheidsdenken slaat alle uniciteit plat

Het was een ogenschijnlijk onschuldig berichtje: ‘Geen eervolle vermelding cum laude meer op Universiteit Twente vanwege ongelijkheid’. Zo’n berichtje waar je nogal eens argeloos aan voorbijgaat, zonder kennis te nemen van de precieze inhoud, maar iets deed me stilstaan bij dit bericht. Wat is hier aan de hand? De universiteit bericht dat de onderscheiding met lof – bedoeld als erkenning van uitzonderlijke wetenschappelijke kwaliteit – in de praktijk onvoldoende berust op objectieve maatstaven en bovendien systematisch nadelig uitpakt voor vrouwelijke promovendi. Conclusie: dan maar de mogelijkheid om uitzonderlijke wetenschappelijke kwaliteit te erkennen volledig schrappen.

Hoogleraar organisationeel gedrag aan de Radboud Universiteit Nijmegen en voorzitter van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren Yvonne Benschop geeft desgevraagd weliswaar toe dat deze stap de ongelijkheid in de academische wereld niet oplost, maar noemt het desalniettemin een goede eerste stap. Reden voor haar om voor een sector brede afschaffing te pleiten, één universiteit zet immers onvoldoende zoden aan de dijk. Over de vraag of een cum laude-promotie überhaupt van belang is voor de verdere carrière van academici verschillen de meningen. Benschop meent van wel, terwijl hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam Thijs Bol meent dat er met de afschaffing niets verloren gaat omdat het je carrière niet maakt of breekt.

 

Het is typerend voor het doorgeslagen gelijkheidsdenken een probleem niet bij de wortel aan te pakken, maar slechts de onwelgevallige symptomen te bestrijden. Uit onderzoek is gebleken dat de verschillen in toekenning van het etiketje ‘cum laude’ met name aantoonbaar zijn bij beoordelingscommissies die volledig uit mannen bestaan. Geen onlogische gedachte, mensen hebben de neiging te waarderen wat ze herkennen en dat kan zijn een academicus van hetzelfde geslacht, een academicus van dezelfde etnische of culturele komaf of een academicus die excelleert in exact hetzelfde wetenschappelijke deelgebied. Het aanpakken van de samenstelling van de beoordelingscommissie lijkt een fluitje van een cent, maar nee: liever schaffen we de mogelijkheid het hoofd boven het maaiveld uit te steken volledig af en drijven gezamenlijk in de stinkende gelijkheidssoep.

Het argument dat er bij de erkenning met lof altijd subjectieve factoren een rol spelen snijdt geen hout. In feite speelt bij heel veel beoordelingen – zowel in de academische wereld als in allerlei andere lagen van het onderwijs – nogal eens het probleem van de subjectiviteit. Of iemand z’n rekensommen goed heeft gedaan is objectief vast te stellen, maar bij handenarbeid en ook het schrijven van een opstel wordt het al een stuk lastiger. Zo gaat ook de beoordeling van de eindscriptie – zeker bij een alfa-studie – nogal eens met subjectiviteit gepaard. Hoe verhoudt de beoordelaar zich tot de te beoordelen student (was er sprake van een prettige samenwerking of juist niet), kan de beoordelaar zich inhoudelijk in het gekozen onderwerp en de argumentatie vinden, herkent de beoordelaar zich in de schrijfstijl, de aanpak et cetera.

 

Een ander argument wat nogal eens langskomt is de doorgeslagen prestatiedruk voor studenten en promovendi, die door de (on)mogelijkheid van het behalen van een cum laude alleen nog maar verder zou worden opgevoerd. Dat is slecht voor onze medemens in opleiding en moet de kop in gedrukt worden. De vraag is in hoeverre dit ook echt zo is. Het presteren onder druk en in concurrentie met collegae of opponenten is in veel banen een realiteit waar mensen nu eenmaal mee te maken hebben. Door deze druk in de fase van studie en/of promotie weg te poetsen maakt het probleem op latere leeftijd alleen maar groter. Een beetje gezonde competitie is nooit weg, zo laat ook de wereld van de sport meer dan eens zien.

Een ‘eerlijke’ beoordeling wordt door allerlei factoren beïnvloed, dus waarom één factor eruit filteren en wegnemen, terwijl allerlei andere subjectieve factoren in stand blijven? Welke gevolgen heeft dit bovendien van de kansen van Nederlandse promovendi in de buitenlandse academische wereld? Het lijkt de zoveelste poging van de doorgeslagen gelijkheidsdenkers de uitkomsten te beïnvloeden door op voorhand iedere mogelijkheid tot excelleren de kop in te drukken.

 

De inspanning ligt bij het scheppen van zo gelijk mogelijke (start)kansen en dat betekent nog altijd het accepteren van ongelijke uitkomsten. Zo gelijk mogelijke kansen zijn gebaat bij het wegnemen van beperkende factoren, niet bij het schrappen van mogelijkheden die tot ongelijke uitkomsten kunnen leiden.

Fleur de Beaufort

Wetenschappelijk medewerker