Wilhelmina Drucker als klassiek-liberaal

Biografie werpt nieuw licht op Nederlandse feministe van het eerste uur

De Dolle Mina’s die in de jaren zeventig (van de 20e eeuw) demonstreerden riepen bij mij weinig warme gevoelens op. Vrouwen in tuinbroeken vol mannenhaat, dat is de eerste associatie die ik ermee heb. De Dolle Mina’s noemden zich naar Wilhelmina Drucker, een Nederlands feministe van het eerste uur. In mijn latere onderzoeken naar liberale vrouwen die zich voor het vrouwenkiesrecht hadden ingespannen (zie De liberale strijd voor vrouwenkiesrecht), kwam zij niet voor, of hooguit als een feministe van veel radicalere snit op de achtergrond.

De vuistdikke, maar vlot leesbare, biografie van Marianne Braun werpt een onverwacht liberaal licht op Wilhelmina Drucker. Dat is aan het begin van het boek nog niet merkbaar. Wilhelmina had van jongs af aan een recalcitrant karakter en een vlijmscherpe pen, en tong. Dat laatste behield ze, maar haar aanvankelijke sympathieën voor het socialisme zoude geleidelijk aan verdwijnen. Dat kwam mede omdat zij merkte dat voor socialisten als Domela Nieuwenhuis en Troelstra de vrouwenzaak pas op het tweede of zelfs derde plan kwam. Eerst algemeen kiesrecht voor mannen, daarna zouden de socialisten nog wel eens zien of het aan de verwezenlijking van het socialisme bijdroeg als vrouwen tot de stembus zouden worden toegelaten.

 

Wilhelmina Drucker was fel voorstandster van gelijke rechten voor man en vrouw. Gelijkheid voor de wet, dat was de gelijkheid die zij eiste, niet een gelijkheid van uitkomsten. En al evenmin meende zij, zoals sommige andere radicale feministes, dat wanneer vrouwen maar eenmaal aan de macht kwamen de wereld beter zou worden. Vrouwen waren net zo slecht of goed als mannen; zij waren geen betere verheven wezens, betoogde DRucker keer op keer. Maar vrouwen dienden wel recht te hebben op gelijke mogelijkheden en kansen op ontplooiing als mannen. Niet alleen wat betreft het kiesrecht maar vooral ook in het onderwijs en op de arbeidsmarkt.

Opmerkelijk is dat toen eenmaal het vrouwenkiesrecht werd ingevoerd – wettelijk in 1919 en qua uitoefening bij Tweede Kamerverkiezingen voor het eerst in 1922 – Drucker daar weinig om gaf. Dat had mede te maken met haar afkeer van partijpolitiek. Zij vond dat vrouwen die op de lijst van een partij gingen staan zich al te makkelijk lieten ‘vangen’ door die partijen. En waar het werkelijk om ging was dat vrouwen zelfstandig in het leven konden staan. Vandaar de voorrang die zij gaf aan onderwijs en bovenal aan gelijke rechten op de arbeidsmarkt. Geen speciale wetgeving die vrouwen meer tegen lange arbeidsuren of slechte arbeidsomstandigheden beschermde dan mannen, zoals in die tijd gebruikelijk. Vrouwen moesten namelijk niet als zwakke wezens worden gezien die extra bescherming behoefden. Gelijke monniken gelijke kappen. Zij streed (uiteindelijk vergeefs) tegen wetgeving uit confessionele hoek om gehuwde vrouwen te verbieden betaalde arbeid te verrichten en vond het erg belangrijk dat vrouwen zelf over hun eigen verdiende inkomen konden beschikken in plaats van dat aan de man af te hoeven staan. Ironisch genoeg was het een initiatief van haar halfbroer Hendrik die dit in 1907 naderbij bracht; ironisch omdat zij met hem een slechte verstandhouding had.

 

Op haar oude dag steunde zij dan toch nog klassiek-liberale vrouwen die Kamerkandidaat waren, Zoals in 1922 toen zij haar steun uitsprak voor Lizzy van Dorp, die op de lijst van Samuel van Houten – zelf een vroege pleitbezorger van vrouwenemancipatie – stond en aldus in de Kamer kwam. Wilhelmina’s steun voor Van Dorp had meer te maken met het feit dat deze Kamerkandidate een hartstochtelijk strijdster tegen de toenemende bemoeizucht van de overheid was dan met haar sekse. Want, zo laat auteur Marianne Braun zien, Wilhelmina’s denkbeelden waren meer en meer een kruising van anarchisme en klassiek-liberalisme geworden.

Zelf denk ik – ik weet dat de auteur dit niet met mij eens is – dat Wilhelmina Drucker had zij nu geleefd enthousiast zou zijn over de economische hervormingen van de Argentijnse president Milei, een libertariër. Dat hij daarbij de kettingzaag hanteert als symbolisch instrument om te snoeien in een uit zijn voegen gebarsten socialistische staat zou haar al helemaal aanspreken, want Drucker hield van grote woorden en zinnebeelden in de ideeënstrijd.

 

Politiek gezien zou Wilhelmina Drucker zelf tot het einde aan de zijlijn blijven staan. Zij schreef heel veel maar het is de vraag in hoeverre mannen daar indertijd kennis van zullen hebben genomen. Vaak zal dit toch beperkt zijn gebleven tot de kring van feministes, een wat elitair en afgezonderd deel van de samenleving. Dat de Dolle Mina’s vele decennia later haar naam als uithangbord kozen is eigenlijk merkwaardig. De Dolle Mina’s streden in de jaren zeventig immers voor ‘baas in eigen buik’ maar Wilhelmina Drucker was helemaal niet zo enthousiast over abortus. Weliswaar wilde zij abortus meer mogelijk maken maar zij beschouwde het in de praktijk als een betreurenswaardige gebeurtenis.

 

Wie deze biografie leest krijgt een goed beeld van enkele belangrijke maatschappelijke en politieke kwesties die (ruim genomen) rond 1900 in ons land speelden. Wilhelmina Drucker keek er met een steeds liberalere bril naar. Daarbij is het voor VVD’ers interessant te weten dat de auteur hoewel zelf niet liberaal de moeder is van voormalig VVD-Tweede Kamerlid Jan Middendorp. Marianne Braun heeft een doorwrocht en politiek niet-gekleurd boek geschreven, zoals het een echte wetenschapper betaamt.

Patrick van Schie

Wetenschappelijk directeur