Deze week publiceerde PwC de nieuwste editie van de Business Climate Heatmap,
een jaarlijkse graadmeter voor de internationale aantrekkelijkheid van Nederland.
De Heatmap laat zien dat het Nederlandse ondernemingsklimaat sinds vorig jaar opnieuw is verslechterd. Vroeger presteerde Nederland beter dan België, Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten op gemiddelde scores voor het vestigingsklimaat. Tevens bevond Nederland zich doorgaans in dezelfde groep als Denemarken, Luxemburg en Zwitserland. Sinds 2013 heeft Nederland echter terrein verloren ten opzichte van deze landen. Van de zes gemeten categorieën laat ons land een daling te zien in maar liefst vier, te weten menselijk kapitaal, infrastructuur, fysieke ruimte en macro-economie. Alleen op de terreinen veiligheid en bestuur scoort Nederland nog positief.
Nu staan we voor het derde jaar op rij onder het niveau van 2013, waarmee duidelijk een neerwaartse spiraal is ingezet. Dat is zorgelijk, aangezien een sterk ondernemingsklimaat de basis is voor economische groei en brede welvaart. De daling wordt veroorzaakt door verschillende factoren. Zo is de politieke houding tegenover bedrijven verhard en wordt beleid wisselvalliger, wat investeringsbeslissingen bemoeilijkt. Tevens stuiten bedrijven op structurele knelpunten: arbeidstekorten, congestie op het elektriciteitsnet, schaarse milieuruimte door stikstofregels en waterkwaliteit. Kortom: ondernemers willen vooruit, maar lopen vast op de grenzen van capaciteit en voorspelbaarheid. Alhoewel Nederland nog steeds in de top vijf staat, moet de kloof met de top gedicht worden.
Liberalen geloven dat economische voorspoed begint bij mensen en bedrijven die de ruimte krijgen om hun talenten te ontplooien. Anders dan veel mensen denken, wordt rijkdom niet enkel verworven doordat markteconomieën mensen stimuleren om te werken en te innoveren, maar door een grote mate van openheid voor experimenten, diversiteit en concurrentie. Deze concurrerende economie ontstaat niet door de overheid die overal sturend optreedt, maar door burgers en ondernemers die kansen grijpen binnen duidelijke, voorspelbare kaders.
Tegelijkertijd zien we dat landen met een open economie, zoals Nederland, zich specifiek richten op het specialiseren in bepaalde terreinen om zo hun concurrentiepositie in de wereld te verbeteren. Andere landen tonen aan dat het maken van scherpe keuzes hierin loont. Zo koos Ierland decennia geleden bewust voor internationale diensten en farmaceutische productie en richtte Denemarken zich op groene energie en life sciences waardoor zij nu tot de top behoren in windenergie en farmaceutische innovatie. Deze landen profiteerden van consistent beleid en duidelijke keuzes.

Om specialisatie te creëren ten aanzien van het internationale speelveld is focus essentieel. Om echt succesvol te worden is het dus zaak te kijken naar welke capaciteiten we al hebben, waar we in kunnen investeren en waarin we daadwerkelijk uit kunnen blinken. De EU spreekt over Smart Specialisation: richt middelen en beleid op die domeinen waar al een sterke basis aanwezig van is en waar internationale concurrentiekracht kan worden opgebouwd. Als klein land zullen we nooit voor alle bedrijven een aantrekkelijke vestigingsplaats worden. Echter, op veel terreinen waar nu in de wereld een concurrentiestrijd gaande is, heeft Nederland de kennis en kunde in huis om hierin de beste te worden. Wil Nederland meekomen in deze internationale concurrentiestrijd dan moeten er keuzes gemaakt worden. Want niet kiezen is verliezen.
Wetenschappelijk medewerker