In de strijd tegen ons ingewikkelde belastingstelsel met allerlei inkomensafhankelijke toeslagen en aftrekposten wordt meer dan eens een vorm van basisinkomen als oplossing geopperd. Verschillende verkiezingsprogramma’s maken duidelijk dat er nog steeds partijen zijn die dit – in allerlei variaties – een goed idee vinden. Daarbij durft (nog) geen enkele partij het aan, een volledig basisinkomen in te voeren. Dan zou het periodiek uit te keren, vrij besteedbare bedrag immers hoog genoeg moeten zijn om volwaardig van te kunnen leven. Voorstellen zijn nu nog heel voorzichtig en betreffen verzilverbare heffingskortingen voor iedereen, die variëren van € 100,- (D66) tot € 417,- (ChristenUnie) voor alleenstaanden en van € 200,- (D66) tot € 626,- (ChristenUnie). De plannen van GroenLinks-PvdA en Volt bewegen zich tussen deze bandbreedte. De voorstellen vormen een start voor het verder verkennen van een volwaardig basisinkomen, iets wat ter linkerzijde nog steeds als reëel wordt gezien.
Ook de VVD pleit in haar verkiezingsprogramma voor een nieuw en simpeler belastingstelsel, waarbij het mes wordt gezet in de bureaucratische regels en in allerlei toeslagen, aftrekposten en heffingskortingen. Daarbij zoeken de liberalen de oplossing niet in eerste stapjes naar een basisinkomen. Voor de VVD geldt dat het beleid met name activerend moet zijn, werk moet weer (meer) gaan lonen en geld moet minder rondgepompt worden in een ondoorzichtig en ingewikkeld systeem.
Binnen het liberalisme staan individuele vrijheid en eigen verantwoordelijk centraal. Daar komt de waarde van sociale rechtvaardigheid bij. Ook liberalen zien immers het belang van een vangnet voor wie (tijdelijk) niet zelfstandig in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Sociale zekerheid is waar mogelijk echter altijd gericht op tijdelijkheid en het zoeken naar de mogelijkheid mensen wel weer zelfstandig hun eigen verantwoordelijkheid te laten nemen. Mensen ‘parkeren’ of ‘gevangenhouden’ in de sociale zekerheid wordt door liberalen dan ook niet als ‘sociaal’ gezien. Het ontneemt mensen immers kansen en juist daar zit voor liberalen het probleem met een volwaardig basisinkomen.

Volt claimt dat een basisinkomen zorgt voor ‘financiële rust en zekerheid’, bovendien zou het mensen uit de schulden halen en zorgen voor eerlijkere startkansen. De hoogte van dit basisinkomen wordt in het verkiezingsprogramma nergens gespecificeerd, maar gezien de claim moet ervanuit worden gegaan dat de partij uiteindelijk een volwaardig basisinkomen voor ogen heeft.
De claim van Volt lijkt nastrevenswaardig. Wie is immers tegen financiële rust en zekerheid, eerlijke startkansen en het wegnemen van problematische schulden voor iedereen? Maar is de claim ook terecht? Wellicht voor wie met een roze bril naar de werkelijkheid kijkt, maar wie een beetje verder doordenkt zal al gauw zien dat niets minder waar is.
Een volwaardig basisinkomen kan voor financiële rust en zekerheid zorgen, dat deel van de claim zou voor sommigen waar kunnen zijn. Problematische schulden ontstaan echter als mensen meer uitgeven dan ze ontvangen. Een basisinkomen zorgt er geenszins voor dat mensen niet alsnog in deze valkuil trappen, daar er geen enkele garantie is dat zij zich houden aan het budget van het basisinkomen. Problematische schulden – en daarmee financiële onrust en onzekerheid – zullen met een basisinkomen dus niet direct tot de verleden tijd behoren.
Het argument van eerlijkere startkansen zou liberalen wellicht nog kunnen overtuigen, daar binnen de liberale filosofie het creëren van zo gelijk mogelijke startkansen centraal staat. De vraag is dan natuurlijk hoe dit het beste bereikt kan worden.
Een volwaardig basisinkomen genereert voor mensen die bereid zijn genoegen te nemen met het bestaansminimum de mogelijkheid te kiezen voor een leven op de bank. Daarmee bestaat het risico dat het deze mensen de prikkel ontneemt tot het ontdekken, ontplooien en inzetten van talenten, de prikkel tot werken en de prikkel tot het nemen van initiatief en eigen verantwoordelijkheid. Alleen voor diegenen die deze zaken slechts als een hinderlijke onderbreking van vrije tijd ervaren, zou dit nog een wenselijke situatie kunnen zijn.
Het inzetten van talenten, werken en het tonen van initiatief zijn echter zoveel meer dan alleen bezigheden op zich. Zij bieden immers structuur (voor veel mensen een noodzakelijke voorwaarde op weg naar autonomie), geven voldoening en zorgen doorgaans voor sociale contacten. Eerlijkere – of zo gelijk mogelijke – startkansen ontstaan niet door mensen met ‘gratis geld’ thuis op de bank te parkeren, maar door te investeren in (de kwaliteit van) onderwijs en activerend beleid.
Wetenschappelijk medewerker