Het gevaar van de anonieme massa

Zaterdag 20 september kwam in Den Haag het gevaar van groepsdenken en -handelen aan het licht. Het gevaar van de anonieme massa. De zwarte kledij representeerde wat voor een dag het was voor Nederlandse democratie. Hoewel de massa meende op te komen voor de Nederlandse democratie, althans, voor Nederland, berokkende diezelfde massa juist schade aan de democratie, en aan Nederland. De reden van de betoging doet in dat geval dan ook niks af aan het gegeven dat deze wijze van demonstreren de liberale en democratische moraal volkomen ondermijnt en op den duur teniet kan doen.

In een liberale democratie en een democratische rechtsstaat is het mogelijk – en moet het mogelijk blijven – om je stem te laten horen. De individuele burger zou zoveel mogelijk vrij moeten worden gelaten in de keuze waarvoor hij of zij wil opkomen. Zodra de overheid wenst om de individuele keuze tot (redelijk) demonstreren wettelijk in te perken, zouden er bij liberale en democratische geesten enkele alarmbellen moeten gaan rinkelen. Oud-staatsman en liberaal Pieter Cort van der Linden omschreef in zijn werk Richting en Beleid der Liberale Partij (1886) de betekenis voor een liberaal van een dergelijke, vrijheidsbeperkende maatregel:

 

“Voor den liberaal is inderdaad slechts één maatstaf mogelijk, waarnaar hij zal beoordeelen of eene voorgenomen regeling of een bestaande toestand al of niet is in het publiek belang. De eenige vraag die hij te beantwoorden heeft, is deze: Wordt de individueele vrijheid bevorderd of niet? Zoo ja, dan verdient de regeling aanbeveling, de toestand moet worden bestendigd, zoo neen, dan is de regeling afkeurenswaard, de toestand moet worden gewijzigd.”

In het demonstratierecht schuilt echter zowel de kracht, als het risico van het liberalisme. De kracht van het liberalisme is immers dat de mogelijkheid tot demonstratie er altijd zou moeten zijn, waardoor de individuele vrijheid in zekere zin wordt gewaarborgd. Daartegenover staat het risico van het liberalisme, namelijk dat demonstraties bijvoorbeeld de liberale democratie kunnen ondermijnen.

 

Het demonstratierecht is uiteraard niet grenzeloos. Demonstraties moeten geen schade toebrengen aan mensen, gebouwen en spullen. Demonstraties waarbij dit wel gebeurt, zijn niet alleen verwerpelijk vanwege de direct toegebrachte schade. Dergelijke demonstraties zijn bovenal verwerpelijk, doordat zij het belang en de waarde van het demonstratierecht ondermijnen.

 

Het belang en de waarde van het demonstratierecht ziet niet alleen op het gegeven dat men mag demonstreren. Het belang en de waarde van het demonstratierecht vertegenwoordigt vooral de liberale gedachte van het kunnen en mogen uiten van je persoonlijke vrijheid. Het vertegenwoordigt de mogelijkheid om ten aanzien van bepaalde zaken een andere, alternatieve en (wellicht) authentieke gedachte erop na te houden. Het demonstratierecht is daarmee een uiting van de persoonlijke vrijheid.

 

Het fundamentele belang van het waarborgen van het demonstratierecht is zodoende gelegen in het waarborgen van de persoonlijke vrijheid. De waarde van die vrijheid – en daarmee van het demonstratierecht – is echter aan erosie onderhevig, indien er geen verantwoordelijkheid wordt gedragen vóór de individuele vrijheid. Zodra de individuele verantwoordelijkheid voor het individuele handelen niet meer als zodanig wordt ervaren, staat de waarde van het demonstratierecht op de tocht en ligt zedeloosheid op de loer. 

 

Hier komt het gevaar van de massa om de hoek kijken. Dit gevaar is fraai en treffend omschreven door de Deense filosoof Søren Kierkegaard in zijn publicatie Een literaire recensie (1846). Kierkegaard weidde in deze analyse uit over de verleiding tot groepsdenken en de gevaarlijke uitwerkingen hiervan.

Waar er sprake is van massa, verwatert de individuele verantwoordelijkheid. De massa is geen persoon. De massa heeft geen aangezicht. De massa bestaat in abstracto. Zodoende is de massa anoniem, en die anonimiteit kan zorgen voor buitengewone lichtzinnigheid bij de individuen die er onderdeel van uitmaken. Voor individuele handelingen wordt niet of nauwelijks meer verantwoording afgelegd, zolang het door de massa wordt gedoogd. Dit is de lafheid en het gevaar van de anonimiteit van de massa:

 

“Niemand die onder het publiek (lees: massa) valt, is wezenlijk geëngageerd: wellicht hoort hij enkele uren per dag tot het publiek, namelijk in die uren waarin hij helemaal niets is, want in de uren dat hij dit bepaalde is, hoort hij niet bij het publiek. Het publiek dat aldus samengesteld is uit eenheden, enkelingen op momenten waarin ze niets zijn, is iets afschuwelijks, een abstracte woestenij en leegte, die allen omvat en [tegelijkertijd] niemand. (…) Publiek, dat is alles en niets, het is de gevaarlijkste van alle machten en de meest nietszeggende.”

 

Het belang en de waarde van het demonstratierecht dreigt te verloederen, zodra het individu opgaat in de massa. Uiteraard komt de boodschap krachtiger over, indien deze wordt verkondigd door een grotere groep. Het gevaar dat echter schuilgaat achter die grote groep, is dat de individuele verantwoordelijkheid voor individuele gedragingen erodeert. Op dat punt kunnen die individuen losraken van de werkelijkheid, waarna zij zich wanen in een wereld waar slechts de wetten en regels van de massa gelden. Deze wetteloosheid kan – zo hebben wij gezien – leiden tot vernielingen van partijbureaus, universiteiten en mensen.

 

Een weerbare liberale democratie vraagt om burgers die hun verantwoordelijkheid durven te nemen voor hun individuele gedragingen, die hun denken en handelen niet louter laten bepalen door de groep, en die zich niet verschuilen achter de abstractie van de anonieme massa.

Karel Wijdeveld

Wetenschappelijk medewerker